Ondernemers huren en verhuren, veelal zakelijk, maar vaak ook privé. Hetgeen verhuurders en huurders jegens elkaar vermogen, is dikwijls contractueel vastgelegd, met de wet als een concreet vangnet. Niettemin – zoals zo vaak – gaat het ook om de uitleg van contract en wet. Ons kantoor is gespecialiseerd in huurzaken dat op de hoogte is en blijft van recente jurisprudentie. Ik sta in dit artikel stil bij twee interessante casus.
De eerste casus betrof een huurder van een huurwoning die – ondanks herhaalde aanmaningen en gemaakte afspraken – zich niet als een goed huurder gedroeg. Van een huurder wordt verwacht dat hij zijn woning schoonhoudt én zijn tuin onderhoudt. De casus ging om – waarschijnlijk – een “hoarder” die zijn woning volstouwde met spullen en daarom de toegang tot en de rondgang in de woning bemoeilijkte. Daarnaast waren er aanwijzingen dat de huurder “versmeerde”. Ondanks afspraken verbeterde de huurder zijn situatie niet en onder meer de brandveiligheid kwam in het geding. Normaliter zou dat grond zijn om tot ontbinding en ontruiming over te gaan, maar dat deed de verhuurder in deze zaak niet.
De verhuurder vroeg aan de rechter om hem permanent te machtigen om te doen wat de huurder normaliter zou moeten doen, namelijk de woning opruimen, schoon maken en om de tuin aan kant te maken. De rechter wees de vordering ten aanzien van de woning toe en de huurder was ook verplicht om – weliswaar begrensd; geen blanco cheque – de kosten te betalen.
Verhuurders kiezen vaak voor ontbinding en ontruiming in dit soort gevallen. Deze verhuurder niet en dat is hem misschien ook te prijzen, nu er sprake leek van een psychische stoornis. De verhuurder koos voor de – toch – niet voor de hand liggende weg van machtigen en dat werd toegewezen.
De tweede casus betrof het hotel dat conform het contract alleen als zodanig gebruikt mocht worden. De hotelier stelde het hotel ter beschikking voor de langdurige opvang van vluchtelingen inclusief volpensioen en dat vond de verhuurder geen goed idee. De verhuurder vorderde in kort geding ontruiming. De rechter moest een voorlopig oordeel vellen over de vraag of er sprake was van een tekortkoming en zo ja, of die dan ontruiming rechtvaardigt.
De rechter wees de vordering af, hoewel hij vond dat de huurder tekortschoot. De opvang van vluchtelingen is aangemerkt als een nationale crisis; elke gemeente moet opvang bieden en het hotel was de enige geschikte locatie. Daarnaast bleek dat de hotelier als gevolg van corona en een verbouwing grote schulden had en de inkomsten uit de opvang hard nodig had. De opvang bood de hotelier voor een langere periode het comfort dat hij zijn verplichtingen kon nakomen en de schulden kon aflossen.
Twee min of meer alledaagse zaken met een ongewisse uitkomst. Dit is kenmerkend voor het huurrecht. Laat u daarom in kwesties die spelen of – belangrijker nog – gáán spelen, bijstaan door specialist Peter Wieringa van Zaan Advocaten.